Het stuk is geschreven in de vorm van een terugblik. In het eerste tafereel komt Otto Frank, de vader van Anne, als enige overlevende van zijn familie, nog eens kijken in het achterhuis. Miep, die hen gedurende de oorlog geholpen heeft, wijst hem op een stapeltje papieren, waartussen zich ook het dagboek van Anne bevindt. Aarzelend begint Frank te lezen. Langzaam dooft het licht en neemt Anne's stem het lezen over.
Dan vangt de episode aan waarin de zo bekende gebeurtenissen uit de onderduikperiode van Anne gedramatiseerd worden. Het publiek maakt kennis met de familie van Daan, de ouders van Peter, die voortdurend "discussies" hebben, met Miep en meneer Kraler, die hen helpen, en tenslotte met de onhebbelijke meneer Dussel, de tandarts, die in later stadium als onderduiker In het achterhuis wordt opgenomen.
Een aangrijpende scène is de viering van de eerste avond van het Chanoekafeest, als Anne voor Iedereen zelfgemaakte cadeautjes blijkt te hebben. Allengs ontstaan steeds meer spanningen tussen de onderduikers, die 24 uur per dag met elkaar geconfronteerd worden. Anne en Peter kunnen zich staande houden omdat zij gevoelens voor elkaar ontdekken. Een nachtelijke inbreker slaat op de vlucht door een valpartij van Peter.
De tragische afloop is bekend. Behalve Otto Frank Is niemand uit de groep van de concentratiekampen teruggekomen. Het laatste bedrijf speelt weer In november 1945. Frank staat een bladzijde op In het dagboek en dan weerklinkt nog eenmaal de stem van Anne: "Ondanks alles geloof Ik nog steeds aan de Innerlijke goedheid van de mens."